Het partijvirus
Belgische politieke commentatoren en opinologen piekeren en twitteren zich suf over wat er nu juist fout loopt met de coalitievorming van de federale regering. Alsof het om een gesofisticeerde berekening gaat die tot een goed einde kan gebracht worden na allerhande aftastende gesprekken, conclaven en akkoorden tussen formateuren en informateuren. De denkfout is dat deze politieke partijen volgens de grondwet een coalitie moeten vormen. Dat hoeft helemaal niet. Volgens de grondwet bestaan deze partijen zelfs niet.
De Belgisch electorale soap begint nu wel tragikomisch te worden. De whodunnit waar elke dag een nieuwe piste bewandeld wordt en een nieuwe partijleider een zwarte piet krijgt toegeschoven als “de saboteur” van de coalitievorming. De Wever, Magnette, Coens en nu “het ongeleide projectiel” Bouchez. Ongetwijfeld genieten deze ego’s heimelijk van de aandacht nu het lot van de natie in hun handen ligt. Maar het probleem is niet conjunctureel maar systemisch.
Grondwet versus politieke realiteit
Het grondprobleem is dat de politieke partijen zich als een virus in ons politiek bestel geïnstalleerd hebben en dat niemand zich daartegen verzet, want daarvoor moet men zelf een politieke partij oprichten, om de macht van deze partijen te beknotten. De Italianen hebben nochtans zonet in een referendum gestemd: het aantal zetels van het Italiaans parlement wordt ongeveer gehalveerd. Het kan dus wel. Misschien geraken we ook ooit zover dat de Belgische Senaat een wet bekrachtigd om zichzelf af te schaffen… .
Het eerste probleem van het politieke bedrijf, is dat de realiteit niet (meer) beantwoordt aan de wet. En daar heb je twee mogelijkheden: ofwel pas je de grondwet aan aan de realiteit (en je stuurt bijvoorbeeld de koning met pensioen) of je zorgt ervoor dat wet nageleefd wordt (en je geeft de koning terug de macht die hij volgens de grondwet zou moeten hebben). Waarom heb je anders wetten?
Nu hebben we enerzijds de grondwetspecialisten die het staatsrecht beoefenen al was het een gesofisticeerd maar fictief gezelschapsspel met steeds veranderende regeltjes. Het spel op zich klopt als een bus maar heeft niets te maken met het theater dat in de Wetstraat wordt opgevoerd. Aan de andere kant heb je de “politicologen”, die het ware spel van de politici doorzien en hun acties interpreteren. Twee realiteiten die naast elkaar bestaan, maar af en toe worden constitutionalisten erbij gehaald om de boel te legitimeren.
Alen laat Boudewijn een pakje sigaretten halen.
Ik herinner mij een les van grondwetspecialist André Alen aan de KUL, die triomfantelijk aan de studenten vertelde, dat hij tijdens de abortuscrisis in 1990 een trucje had bedacht, waardoor deze abortuswet tegen de zin van koning Boudewijn “afgekondigd”, m.a.w. goedgekeurd zou kunnen worden: nl. Boudewijn zou tijdelijk “onbekwaam om te regeren” verklaard worden.
U weet, we leven theoretisch in een systeem van scheiding der machten en de koning heeft (opnieuw theoretisch) in elke macht een vinger in de pap, want hij is “officieel” het hoofd van de rechterlijke macht, kondigt ook de wetten af en is zelf ook de belichaming van de uitvoerende macht, bijgestaan door zijn ministers, oorspronkelijk een ploeg van privé-secretarissen. Misschien was dit zo in de tijd van de royale dandy Leopold I en de hipster avant-la-lettre Leopold II, maar we weten dat de koning ondertussen zijn uitvoerende macht heeft verloren, dat zijn afkondigen een pro forma gebruik is, en ook in de rechtspraak de benoemingen van magistraten met partijkaarten gebeuren. De koninklijke macht is “uitgehold”, zoals dat heet.
Voor die ene keer dat een koning eens het lef had om voor zijn mening uit te komen — zoals Boudewijn die weigerde de abortuswet af te kondigen — werd hij met een truuk van de foor tijdelijk weggetoverd. Er waren nochtans in 1990 maar twee echte mogelijkheden van het probleem; ofwel moest Boudewijn aftreden (iets wat hij zelf suggereerde te doen), ofwel moest de abortuswet afgevoerd worden. Maar we waren in het loodgietersjaren van Wilfried Martens en de regering mocht niet vallen over een niet-economische kwestie, dus foefelde zijn secretaris met wat grondwetsartikelen en het circus kon doorgaan. André Alen werd tot baron benoemd.
Checks, balances and deadlines
Dit is ondertussen 30 jaar geleden. Even terug naar 2020. Waarom moet er nu weer een federale regering gekozen worden en wordt er door de partijen over onderhandeld? Die partijen komen toch helemaal niet voor, in het schemaatje dat Montesquieu zo mooi voor ons heeft uitgetekend, over de drie machten die elkaar in evenwicht houden?
België is een “parlementaire democratie” of liever een “constitutionele monarchie”, in naam al een zoutloos compromis. Noch een republiek, noch een monarchie. Een kind van zijn tijd (1830) toen regimes afwisselden tussen reactionaire vorsten als Louis Philippe of Napoleon III en anarchistische volksregeringen als de Jacobijnen of de Commune van Parijs waar het volk directe democratie wilde. De Belgische vorst zou gecontroleerd worden door de vertegenwoordigers van het volk. Checks and balances. Maar de koning heeft gaandeweg aan macht verloren en de partijen hebben dat vacuüm ingenomen. Zij bepalen nu wie de ministers zullen zijn. Een andere evolutie is dat ook het parlement — de belangrijkste van de drie machten en het zwaartepunt van de democratie — aan belang heeft ingeboet. Het stemmen van wetten is minder prioritair dan het dagelijkse management van het land. Nu dienen de parlementsverkiezingen officieel voor de zetelverdeling, maar in feite als een populariteitstest om de regering te vormen.
“Partijen hebben inderdaad nauwelijks een grondwettelijk statuut,” beaamt grondwetsspecialist Toon Moonen van de UGent. “In principe zijn het de volksvertegenwoordigers die de regeringsvorming bezegelen via een vertrouwensstemming.”
De regeringsploegen die vroeger werd aangedragen door de koning konden door het parlement het vertrouwen of wantrouwen krijgen. Nu gaat dat vertrouwen de andere richting uit. Een parlementair fiat aan een ploeg die in de partijhoofdkwartieren gevormd wordt. Niemand kan verbieden dat een parlementslid aangesloten is bij een politieke partij, net zomin als men kan verbieden lid te zijn van een heemkundige kring of zangvereniging, maar eens hij of zij verkozen is, zou een volksvertegenwoordiger de belangen van “de natie” moeten verdedigen. Niet alleen die van “zijn kiezers” (de partij). Grondwettelijk zit er dus al behoorlijk wat rek op de originele formule. Erger is dat de huidige formule helemaal niet werkt. En nooit zal werken. Het is alsof men zou vragen aan de zes ploegen in de play-offs van de Jupiler Pro League, welke twee onder hen volgend jaar mogen aantreden in de Champions League. Die raken het ook nooit eens. Daarom laat men de twee met de meeste punten aantreden.
In de politiek zou men hetzelfde moeten doen. Als de koning niet langer de regering samenstelt, maar het parlement, dat de 150 volksvertegenwoordigers een stemming houden op een aantal voorgedragen kandidaten voor elke post. Elke partij mag een kandidaat aandragen en dan wordt er plenair gestemd op de beste kandidaat. En geef ze een tijdslimiet van een maand. Iedereen die een op prestatie en merite gebaseerde job heeft, weet dat een deadline de enige manier is om dingen gedaan te krijgen. We gaan dan een heterogene ploeg ministers krijgen die wel gedwongen zijn samen te werken. De kans op mislukking blijft. Maar niets doen, is altijd erger dan mislukken.